Richard Wagner
Richard Wagner (Leibzig, 1813 – Venetië, 1883) was een belangrijk vernieuwer voor de muziek van zijn tijd. Hij was tijdens zijn jeugd een links-radicaal en heeft op 35-jarige leeftijd een actieve rol gespeeld in de opstand van Dresden in 1849. Door zijn aandeel in de revolutie moest hij naar Zwitserland vluchten waar hij later de werken van de linkse filosoof Ludwig Feuerbach (1804-1872) ontdekte en die relaties op basis van macht veroordeelde: ze zouden in plaats daarvan op liefde gebaseerd moeten zijn. Feuerbach was ook van mening dat alle religies door mensen zijn gemaakt: ze brengen geen theologische waarheden over, maar als we onze eigen mythen over de goden creëren, drukken we de diepste waarheden over onszelf uit. Dit gegeven zou Wagner ook de rest van zijn leven beïnvloeden en de ideeën in zijn opera’s vormgeven.
De Invloed van Schopenhauer
Het was in Zwitserland dat Wagner aan de cyclus ‘Der Ring des Nibelungen’ begon te werken. Hij schreef het libretto voor al zijn vier opera’s rond 1850 maar de ‘Gotterdammerung’, de laatste van de cyclus, werd pas een kwart eeuw later samengesteld. De muziek voor ‘Das Rheingold’, de eerste van de vier, werd in 1853 voltooid. Die opera had een bijna openlijke politieke boodschap; de machtswellust had de natuurlijke orde vernietigd en is ook nefast voor het liefdesgevoel. Bovendien maakt het niet veel uit of de macht wordt uitgeoefend met goede of slechte bedoelingen, zelfs welmenende machthebbers moesten geweld gebruiken en worden tot oneervolle compromissen en bedrog aangezet.
Maar tegen de tijd dat hij klaar was met ‘Das Rheingold’, had hij een gedenkwaardige bekering ondergaan. Om te beginnen was hij gedesillusioneerd geraakt in de politiek. De revoluties van 1848 waren mislukt. Toen daarenboven Lodewijk Napoleon in 1851 zijn autoritaire staatsgreep pleegde wanhoopte Wagner dat de wereld ooit verbeterd zou kunnen worden door politieke actie. Terwijl hij in de diepste depressie verkeerde, ontdekte hij in 1854 de filosofie van Arthur Schopenhauer (Danzig, 1788 – Frankfurt, 1860).
Voor Schopenhauer had kunst – en muziek als de hoogste van de kunsten – ook een bevrijdende rol. Maar voor hem bevrijdde kunst niet van sociale onderdrukking maar van de wereld als geheel. Schopenhauer had een sombere en pessimistische kijk op de wereld. We worden gedomineerd door een onpersoonlijke Wil die ons meedogenloos drijft om te strijden tegen het lijden van de wereld en die ons vervult met rusteloze en onbereikbare verlangens.
Schopenhauer dacht dat er een paar ontsnappingsroutes waren: de ene was de moeilijke van verzaking, meestal geassocieerd met ascese; een andere was zich te verliezen in de kunst. Wagner had dit verlangen naar het niets al uitgedrukt in ‘Der fliegende Holländer’ (1841); en hij had al de verlossende kracht van muziek gepredikt. Hij was toen tot de conclusie gekomen dat de samenleving eigenlijk onherstelbaar was, en dit had hem in zijn diepe depressie gedompeld. Nu liet Schopenhauer hem zien dat verlossing mogelijk was voor individuen, ook al was het niet mogelijk voor de samenleving.
Schopenhauer had geschreven dat in de noumenale wereld die achter de schijn ligt alles een onafscheidelijk deel is van het Ene, en daarom zijn we allemaal onderdeel van elkaar. Soms vangen we dit intuïtief op, en deze herkenning geloofde hij, was de basis van mededogen. Compassie was daarom een andere manier om te ontsnappen aan de ketenen van de onbarmhartige wil die in de zintuiglijke wereld werkzaam is.
Het is dit idee dat een thema is in Wagners laatste opera, ‘Parsifal’ (1881). Vanwege de confessionele symbolen die in dit werk voorkomen, wordt het vaak als een christelijk werk beschouwd. Maar Wagner was net zomin een toegewijd christen toen hij Parsifal componeerde als een toegewijde heiden toen hij de Germaanse goden op het podium in de Ring zette. In elk geval is het in Parsifal een mens en niet Christus die wordt getoond als de verlosser van de wereld.
Wagner geloofde nog steeds wat Feuerbach hem had geleerd, namelijk dat alle religies iets belangrijks zeggen over onze diepste natuur. In zijn boek ‘Religion und Kunst’ (1880) had Wagner heel specifiek gezegd dat het aan de kunst is om de essentie van religie te redden, wat geen letterlijke maar een figuurlijke waarheid is; en de zinnebeeldige waarheden van Parsifal zijn evenzeer belichaamd in het boeddhisme als in het christendom.
Het verfilmde leven van Wagner
No. 3, Im Treibhaus
Liedtekst op basis van een gedicht van Mathilde Wesendonck (1828-1902)
“Im Treibhaus” (1858)
Hochgewölbte Blätterkronen,
Baldachine von Smaragd:
Kinder ihr aus fernen Zonen,
Saget mir warum ihr klagt?
Schweigend neigen sie die Zweige,
Malen Zeichen in die Luft;
Und der Leiden stummer Zeuge
Steiget aufwärts süsser Duft.
Weit in sehnendem Verlangen
Breitet ihr die Arme aus,
Und umschlinget wahnbefangen
Öder Leere nicht’gen Graus.
Wohl, ich weiss es, arme Pflanze;
Ein Geschicke theilen wir:
Ob umstrahlt von Licht und Glanze,
Unsre Heimat ist nicht hier.
Und wie froh die Sonne scheidet
Von des Tages leerem Schein,
Hüllet der, der wahrhaft leidet
Sich in Schweigens Dunkel ein.
Stille wirds, ein säuselnd Weben
Füllet bang den dunkeln Raum:
Schwere Tropfen seh’ ich schweben
An der Blätter grünem Saum.
De opera ‘Tristan und Isolde’ (1860) gaat over een zo intens en onvervulbaar verlangen dat het alleen kan eindigen met de dood die beide geliefden zich wensen en die hen alleen kan verenigen. Dit is niet alleen het verhaal dat op het podium wordt verteld, maar dat ook door de muziek wordt uitgestraald. ‘Liebestod – Mild und leise wie er lächelt’ is de titel van het slotgedeelte en het absolute hoogtepunt uit de deze dramatische opera van Wagner. De over het lijk van Tristan zingende Isolde wordt hier geïnterpreteerd door Nina Stemme (geb.1963), een Zweedse dramatische sopraan die door de hedendaagse operafans wordt beschouwd als de grootste Wagneriaanse sopraan van onze tijd.
De ‘Götterdämmerung’ is de machtige sluitsteen van ‘Der Ring des Nibelungen’. Net als de vorige drama’s (‘Das Rheingold’, ‘Die Walküre’ en ‘Siegfried’) is de Götterdämmerung gebaseerd op de Germaanse mythologie. De ‘Götterdämmerung’ toont de moord op Siegfried en de ondergang van de goden, wat uiteindelijk ook een bevrijding van de ring en zijn vloek betekent. De ring vertegenwoordigt immers het fundamentele kwaad van de wereld en geeft de eigenaar onbeperkte macht. Na de dood van Siegfried wordt zijn lichaam op een schild in een plechtige processie van het podium weggedragen. Dit terwijl deze indrukwekkende treurmars, hier door het Orchester der Bayreuther Festspiele en onder leiding van Christian Thielemann, wordt gespeeld.